Met hun titelloze debuutalbum (1981) en opvolger L’Apache (1982) heeft T.C. Matic al een flinke reputatie opgebouwd in de lage landen. Ze laten er in het alternatieve circuit een overweldigende indruk mee achter en het resulteert in optredens op zowel Pinkpop als Werchter. In 1983 besluit de Belgische band een flinke stap voorwaarts te maken met het uitbrengen van Choco.
Liedje Ha Ha refereert nog wel enigszins aan de eerste releases, maar illustreert tegelijkertijd het nieuwe pad dat bewandeld wordt. Rock uitgekleed tot op het bot, waarin het venijnige gitaarwerk van Jean-Marie Aerts optimaal tot zijn recht komt:
Ook stappen ze op Choco uit het keurslijf van de New Wave. Zo is opener If You Wanna Dance, Dance (If You Don’t Don’t) veel meer Rhythm and Blues dan alternatieve Wave. Met scheurende gitaren, achtergrondvocalen van Julia Loko en een heerlijk Hammond orgel presenteren ze een bijna swingend geheel. Call Me Up bevat een riff die je doet denken aan Hot Stuff van The Rolling Stones, maar daar houdt dan ook elke gelijkenis op. Wederom ontdaan van elke opsmuk.
They Never Make You Laugh is bijna broeierig van spanning en met L’Amour N’est Pas Avec Moi produceren ze een heuse ballad, maar dan wel opgefleurd met hakkerige gitaarklanken van Aerts. Putain Putain is ondertussen een klassieker geworden, met de alom bekende Europese hymne er subtiel in verwerkt. Arrividerci Solo bevat een solo van Aerts die door zijn eenvoud door merg en been gaat:
Eigenlijk is er gewoon geen wanklank te ontdekken op Choco. Dit album markeert het hoogtepunt van T.C. Matic. Opvolger Yé Yé (1985) slaat op vele punten de plank mis, waarna de band besluit ermee te stoppen. Gelukkig houdt zanger Arno Hintjens de herinnering aan T.C. Matic levend door nog steeds klassiekers van deze band live te vertolken.