Dus trokken we die nacht langs kroegen en grachten
Dorstig. Dat waren we. Naar liefde, naar vrijheid, naar drank. Die cijfers? Konden ons gestolen worden. Zeiden we. Ik stond op de uitkijk terwijl iemand ongemerkt een aantal flessen drank ‘vond’ achter de bar.
Het eindexamenfeestje was benepen en verstikkend. Vonden we. Dus trokken we die nacht langs kroegen en grachten, hardop dromend en gelovend dat er nooit een morgen kwam. Alles was vandaag en niets kon wachten. We waren zonen en dochters van hongerige geesten.
“Now we’ll say it’s in God’s hands
But God doesn’t always have the best goddamn plans, does he?”
De dag kwam toch. De flessen dreven in het water. De dorst bleef. En in die ochtendstond kon ik aan niets anders denken dan aan die leraar die tijdens het laatste examen op mijn antwoordenblaadje keek. En hoofdschuddend lachte om wat hij zag…
De dolende jeugd.
Spencer Krug zag zijn (en mijn) generatie als ‘Dear Sons and Daughters of Hungry Ghosts’; nazaten van peta’s, geesten in een boeddhistische kosmos. Met, zoals hij het zegt, ‘Insatiable thirsts, and hunger for whatever…’.
(Het nummer verscheen in 2004 op Wolf Parade (6 songs EP). Die moet je hebben. Want de gepolijste versie die een jaar later op het debuutalbum terecht kwam (Apologies to the Queen Mary), heeft duidelijk aan intensiteit ingeboet.)