Dankzij de mixtape van het label Blackest Ever Black ontdekte ik, dertig jaar na dato, alsnog de Britse band The Lines. In de overkill aan releases in het genre van de post-punk is deze groep waarschijnlijk in die tijd aan mijn aandacht ontsnapt. Onterecht, blijkt nu. Hun muziek past namelijk helemaal in het rijtje van andere obscure bands die ik dan ontdek, zoals Sammie America’s MAM, Medium Medium, Play Dead en Neon.
Categorie: <span>Uit de vergetelheid</span>
Als er een plaat is die het verdient om massaal herontdekt te worden, dan is het wel het debuut van MAM. Ooit al eens door Fonos rechtstreeks vanaf vinyl op een digitale schijf geperst, maar pas sinds een aantal jaren verkrijgbaar via iTunes en te beluisteren op Spotify.
Mijn gedachten gaan terug naar de jaren 80. Ik zit op mijn zolderkamer met de cassetterecorder in de aanslag, om het geplande concert van T.C. Matic op te nemen. Als de presentator aankondigt dat het optreden niet doorgaat, maakt teleurstelling zich van me meester. Een onbekende groep uit Tilburg is bereid gevonden om de Belgen te vervangen. Nadat MAM is geïntroduceerd, neemt het gemor langzaam maar zeker af. De band staat echter voor de bijna onmogelijke opgave om T.C. Matic te doen vergeten. Een overdonderende stilte illustreert de frustratie van het publiek.
In de tijd dat internet nog niet bestaat, ben ik voor mijn muziekvernieuwing afhankelijk van tijdschriften en tips van vrienden. Om mijn horizon te verbreden, luister ik daarnaast vaak naar optredens op de radio. Die avond wordt er een concert van het Zweedse Twice A Man uitgezonden. Het wordt een kennismaking die me tot nu toe nog steeds met de band verbindt. Het integraal uitgevoerde The Sound Of A Goat In A Room laat een verpletterende indruk achter.
Via het label Xenophone lukt het me om de release te bemachtigen. Oorspronkelijk alleen uitgebracht op cassette, jaren later wordt het album pas digitaal uitgebracht. In 1983 is het hun tweede release. In de hoogtijdagen van de postpunk en elektro valt dit werk op doordat ze aspecten van beide muziekstromingen met elkaar weten te verbinden.
Velen zullen bij Jean-Michel Jarre meteen denken aan de gemakkelijk in het gehoor liggende elektronische muziek, waarmee hij vaak hoog in de hitlijsten weet te belanden. Daarmee doe je hem tekort. Los van het feit dat de singles niet altijd representatief zijn voor z’n platen, bevat de carrière van Jarre ook momenten dat hij juist het experiment opzoekt. Zo verrast hij in 1990 vriend en vijand met zijn eerbetoon aan Jacques Cousteau, waarop hij voor het eerst op een zeer overtuigende manier pioniert met ambient. En in 2002 brengt hij Sessions 2000 uit, waarop hij flirt met jazz en gebruikt hij vooral akoestische instrumenten.
Het begint echter allemaal in 1984 met Zoolook. Op deze plaat hoor je elektronisch bewerkte samples van menselijke stemmen uit meer dan twintig talen. Deze fragmenten zijn zo gemodificeerd en aan elkaar geplakt, dat zij verantwoordelijk worden voor de melodie in de muziek.
Peter Hammill vergaart in eerste instantie vooral bekendheid met de progressieve rockband Van der Graaf Generator, in de jaren zestig en zeventig. Daarnaast weet hij als soloartiest ook een indrukwekkend oeuvre op te bouwen. Zo werkt hij vanaf begin jaren zeventig samen met Chris Judge Smith aan een opera, gebaseerd op het korte verhaal The Fall Of The House Of Usher van Edgar Allen Poe uit 1839. Een eerste versie wordt in 1991 uitgebracht, waarbij er gastrollen zijn voor Herbert Grönemeyer, Lene Lovich, Sarah Jane Morris en Andy Bell.
Als Hammill later zelf de rechten weet te verwerven van het muziekstuk, besluit hij in 1999 een definitieve versie uit te brengen: The Fall of the House of Usher (Deconstructed & Rebuilt). De percussie wordt verwijderd. Hier en daar zingt hij zijn eigen vocalen opnieuw in. Daarnaast voegt hij extra elektrische gitaren toe en zorgt Stuart Gordon voor aanvullende strijkers.
Op het album Hand Cannot Erase (2015) van Steven Wilson vertelt de hoofdpersoon dat ze in haar jeugd luistert naar mixtapes met muziek van Dead Can Dance, This Mortal Coil en Felt. Ondanks dat ik het label 4AD al jaren goed in de gaten houd, zegt laatstgenoemde band mij niets. Aangezien Wilson de moeite neemt om Felt te noemen, ga ik ervan uit dat deze band uit Birmingham de moeite waard is om eens te gaan beluisteren.
Het leidt uiteindelijk tot de aanschaf van The Splendour Of Fear. Het tweede album van de band, uitgebracht in 1984. Lawrence is de drijvende kracht achter Felt. Maurice Deebank is verantwoordelijk voor het sfeervolle gitaarwerk, dat enigszins doet denken aan de stijl van Robin Guthrie van Cocteau Twins.
Na acht jaar ploeteren besluit de Schotse band Aereogramme er in 2007 mee op te houden. Ze laten vier mooie albums na. Het bloed kruipt echter waar het niet gaan kan en dus starten Craig B. en Iain Cook een nieuw project op: The Unwinding Hours.
Twee jaar lang werken ze in alle rust aan hun debuut. Pas in 2009 wordt naar buiten gebracht waar ze mee bezig zijn. Uiteindelijk leidt dat in februari 2010 tot de release van The Unwinding Hours. Omdat de zang van Craig B. zeer karakteristiek is, blijft het lastig om deze plaat helemaal los van het verleden te zien.
Als een van de oprichters van Depeche Mode is Vince Clarke in 1981 verantwoordelijk voor bijna alle teksten en alle muziek op het eerste album Speak And Spell. Liedjes als Just Can’t Get Enough en New Life worden meteen grote hits in Engeland. Het besluit van Clarke om na het debuut de band te verlaten, komt dan ook als een flinke klap voor de achterblijvers. Na zijn vertrek richt hij, samen met Alison Moyet, de band Yazoo op.
Uiteraard ben ik als liefhebber van Depeche Mode benieuwd wat deze nieuwe band zal gaan brengen, maar de release van debuutsingle (en megahit) Don’t Go doet mij niet meteen besluiten om het album te kopen. Pas later, als ik wat meer materiaal van Upstairs at Eric’s (1982) heb beluisterd, begin ik de plaat te waarderen. Er valt veel te ontdekken.