Auteur: <span>Jasper</span>

Een slotakkoord

Dit is geen vrolijk verhaal. Want ik lag in bed en jij was dood en ik schreef over een vriend en de maan. Daarna huilde ik even en pakte ik een nieuw vel papier. Daarop kraste ik de titels van vijf prachtige liedjes. Liedjes uit de categorie ‘Waarheen, waarvoor’. Voor het geval dat.

De volgende dag was ik op jouw begrafenis, alleen een beetje aan de vroege kant. Je was tenslotte pas 19. Het was ook verdomde droevig en ik las mijn verhaal voor in een volle kerk. Het bleef stil en niemand klapte, maar dat is vrij normaal. Het een en ander was zelfs opgenomen, op cassette, voor later. Ik kreeg ook een kopie. (Waar zou het gebleven zijn?)

Op het vel papier kraste ik liedjes weg en liedjes erbij. Vijf jaar later hoorde ik dit

“Oh, I will surprise you sometime
I’ll come around
when you’re down”

Mijn slotakkoord. Voor het geval dat.

(Untitled van Interpol is de openingstrack op het eerste studioalbum van de band; Turn on the Bright Lights. Het is somber, zwaar, maar ergens ook hoopvol. Multi-interpretabel natuurlijk, mede door de korte tekst. Ik hou het op een boodschap. Van iemand waar je afscheid van nam.)

Misschien wel het mooiste liedje van...

Dus trokken we die nacht langs kroegen en grachten

Dorstig. Dat waren we. Naar liefde, naar vrijheid, naar drank. Die cijfers? Konden ons gestolen worden. Zeiden we. Ik stond op de uitkijk terwijl iemand ongemerkt een aantal flessen drank ‘vond’ achter de bar.

Het eindexamenfeestje was benepen en verstikkend. Vonden we. Dus trokken we die nacht langs kroegen en grachten, hardop dromend en gelovend dat er nooit een morgen kwam. Alles was vandaag en niets kon wachten. We waren zonen en dochters van hongerige geesten.

“Now we’ll say it’s in God’s hands
But God doesn’t always have the best goddamn plans, does he?”

De dag kwam toch. De flessen dreven in het water. De dorst bleef. En in die ochtendstond kon ik aan niets anders denken dan aan die leraar die tijdens het laatste examen op mijn antwoordenblaadje keek. En hoofdschuddend lachte om wat hij zag…

De dolende jeugd.

Spencer Krug zag zijn (en mijn) generatie als ‘Dear Sons and Daughters of Hungry Ghosts’; nazaten van peta’s, geesten in een boeddhistische kosmos. Met, zoals hij het zegt, ‘Insatiable thirsts, and hunger for whatever…’.

(Het nummer verscheen in 2004 op Wolf Parade (6 songs EP). Die moet je hebben. Want de gepolijste versie die een jaar later op het debuutalbum terecht kwam (Apologies to the Queen Mary), heeft duidelijk aan intensiteit ingeboet.)

Misschien wel het mooiste liedje van...

Na uren op de dansvloer

Eigenlijk had hij een gruwelijke hekel aan dat nummer. Maar op één of andere manier was het hún nummer geworden. Elke zaterdagavond zochten ze elkaar op, na het horen van dat korte, kenmerkende intro. De uren op de dansvloer waren dan niet voor niets geweest. Hij kreeg bijna tien minuten met haar, want de dj draaide het theatrale lied altijd helemaal. En haar vriend was er nooit.

Ze zong hard. Schreeuwen was het meer. Ze danste daarbij uitgelaten. En hij deed maar een beetje mee, balancerend op de grens van schaamte en laisser faire. De kans op een eenzame aftocht naar huis was te groot voor een totale overgave. Tijdens het verslag van de honkbalwedstrijd dwaalden zijn gedachten af. Naar iets moois. En als het stil was geweest had hij in haar oor gefluisterd:

Somehow I like you.
In some ways I want you.
Somehow I like you now.

In het verstilde He Said, van de Berlijnse band Dominique, worden deze woorden als een mantra herhaald. Verwachtingsvol wellicht, misschien tegen beter weten in. Maar het moet gezegd. Het kan maar beter gezegd.

(Het verhaal van Dominique leest overigens als een goed verzonnen biografie. Misschien is het dat ook wel. Want als schrijver Ingo Niermann op een vlooienmarkt de single Money I Want More koopt, vindt hij daarin een flink aantal bankbiljetten. Het lijkt hem een goed plan om dat geld te herinvesteren in muziek en hij vraagt Dominic Eichler om een album op te nemen. Speak To Me, met daarop He Said, krijgt een gelimiteerde oplage en een cultstatus. Meer moois van dat album: Venice, Goodtime en Great Space.)

Misschien wel het mooiste liedje van...

Kruškovac

Het was een slecht plan. Maar wat moest ik? Ze was weg. Voorgoed. En de voetbalkantine ging dicht en ik wilde niet naar huis. We reden het dorp in, dronken tot sluitingstijd en ik had nog niet genoeg. Sander gelukkig ook niet. In de kelderkast vonden we een fles Kruškovac.

Two days have passed
And all I want is to feel better

Ze was weg. Voorgoed. De valse hoop op verzoening had niets opgeleverd, behalve een immense kater. De volgende dag bleek het plan namelijk nog slechter dan de avond ervoor. Ik kroop tot huilens toe naar het toilet tot ik niets meer had. En daarna nog een paar keer. Ik had het kunnen verwachten, ik had het allemaal kunnen verwachten.

It was profound
Like the piano I was humbled by

‘The Second Part’ gaat over afscheid. Voor korte tijd of voor eeuwig, van vriendschap of van liefde. Maar vooral over de zwaarmoedigheid ervan en de radeloosheid die sluipt in alle dagelijkse dingen. Geen sigaretten meer. Geen geld. Geen eigen regenjas.

Murray A. Lightburn, zanger en songwriter van The Dears, geeft eerlijk toe dat hij het vaak zwartgalliger ziet dan het is. Maar soms voelt bijna alles als een ‘life and death situation’. En dan grijp je dus naar een mierzoete pijnstiller. Dan grijp je naar de Kruškovac.

Ook mooi:

Misschien wel het mooiste liedje van...

Sorry. Voor alles.

De lichtblauwe Nokia viel met een doffe klap op de natte klinkers. En het was niet eens mijn telefoon. Die nacht in de Rotterdamse haven, de laatste van het jaar, verliep toch al teleurstellend. Het feest, de muziek en het vooruitzicht; het was het allemaal net niet. Terwijl de verwachtingen de middag ervoor nog waren gestegen. Ze had gebeld dat ze ziek was. Ze ging niet mee. En ik loog toen ik zei dat ik dat jammer vond.

You always cared for me
And I pushed you in the dark

De drank werkte ontnuchterend. Net als de decemberwind, januariwind, die door mijn kekke overhemd waaide. En de klap van de Nokia ook. Ik wilde je bellen. Je zeggen dat… Je vragen om… Maar het schermpje lichtte niet meer op. Oh, my bright.

You the sweetest one

Bright Bright Bright van Dark Dark Dark. Voor als je de weg een beetje kwijt bent. Iemand wegduwt die je dicht bij je moet houden. En je fout op fout stapelt terwijl je de eerste nog ongedaan moet maken. Kan dat nog? Nona Marie Invie probeert het met een lied. Ze vraagt geen begrip en ze vraagt niet om vergiffenis. Ze zegt eigenlijk op haar manier sorry. Voor alles.


Misschien wel het mooiste liedje van...

Wanneer er is niets meer te zeggen is

Met een bonzend hart vluchtte hij de Slegte in. Vlak daarvoor was hij haar in die drukke winkelstraat gepasseerd. Er was oogcontact. Er was herkenning. Natuurlijk. En het had allemaal nog geen 10 seconden geduurd. Zij zei ‘hé’ en hij zei ‘hoi’, maar ze liepen allebei door. Hoeveel jaar was het geleden? En hoeveel pijn deed het nog?

God, that was strange to see you again

En hoe vaak had hij niet gedacht dat hij haar zag? Bij dat curieuze optreden in die obscure kelder. In dat Duitse filmpje op internet. In de stadsbus naar het station (meer dan eens). Hij ontweek haar zonder reden; want ze was het niet. Achteraf bedacht hij wat hij zou zeggen als hij wel het lef had gehad.

I’m not sorry I met you
I’m not sorry it’s over
I’m not sorry there’s nothing to say

Torquil Campbell, zanger van de Canadese band Stars, schreef over een ongemakkelijke ontmoeting tussen geliefden van weleer. Zo zwaar dat het wel waar moet zijn. Maar hé, live through this, and you won’t look back... Hoop je.

Misschien wel het mooiste liedje van...

Want er is niets zo deprimerend als goed advies

Op de trap naar de zolder, waar ik uren zat, deed ik heel erg mijn best om niet teveel na te denken. Want het was allemaal al erg genoeg. Ik danste maandenlang de Foxtrot, de Salsa en misschien zelfs de Horlepiep, maar mijn gênante inspanningen werden niet beloond. Die avond werd er ‘afgedanst’ en ik was er niet bij. Maar erger nog; zij was er wel. En hij ook.

“But I get so lonely
No one’s around to hold me
Hold me”

Er was niemand. Het huis was leeg en al mijn vrienden stonden te zwieren in Diny’s Dansschool. Behalve die ene, die niet inzag dat ik liever alleen was. Met mijn verdriet en in eenzaamheid. Want er is niets zo deprimerend als goed advies.

Het Farfisa-orgeltje van The Growlers danst vrolijk rond dit deerniswekkende onderwerp. De zwelgende stem van Brooks Nielsen slaat echter elke helpende hand af. En Good Advice wil je meebrullen, woord voor woord. Want heb je niet het recht om je alleen en miserabel te voelen?

O ja. Zij en hij. Mooi wel hè. Na het afdansen, op het schoolplein. Waar ik al bang voor was.

Misschien wel het mooiste liedje van...

Wat Sarah zei

Dat nooit meer. Winter in West-Vlaanderen. Het huis was oud en het waaide binnen nog harder dan buiten. Oma zat dat hele weekend in haar winterjas op de bank. Ik reed haar naar Ieper, voor The Last Post, die we tot afgrijzen hoorden schallen op 500 meter van de Menenpoort. Ze was niet zo goed ter been meer. Op de terugweg werden we geflitst. In de regen. Zo’n dag. Maar voor haar was elke dag er één, omdat het aftellen eigenlijk al was begonnen.

Die avond liet ik mijn familie een liedje horen. Ben zong over wat Sarah zei.

“That love is watching someone die.”

En dat deden we. Gelukkig pas zo’n 1200 dagen later. We stonden aan het ziekenhuisbed, as each descending peak, on the LCD, took you a little farther away from me.

Die uren voor dat fatale moment worden door Benjamin Gibbard, frontman van Death Cab For Cutie, beschreven in What Sarah Said. Het is gebaseerd op een anekdote van een vriendin, die aan de zijde van haar geliefde tot een overdonderend en droevig besef kwam. Dat er een dag zou komen dat de één de ander dood ziet gaan. Pijnlijk. Maar toch ook mooi. Zoals de liefde zelf.

En dan stelt Ben je die wrange, confronterende vraag:

“Who’s gonna watch you die?”

Misschien wel het mooiste liedje van...